Sociale interactie:

 

Sociale interactie is het contact met andere mensen en in het onderwijs met andere kinderen. Bij de peuterspeelzaal komen de kinderen voor het eerst met elkaar in aanraking. Denk hierbij aan samen spelen, bouwen en bij de jongens misschien al stoeien. Toch komt het erg vaak voor dat kinderen op die leeftijd hier al erg veel moeite mee hebben.

 

Je kunt dit natuurlijk snel ondervinden bij kinderen. Verschillende kenmerken zijn:

  • Gebrek aan belangstelling bij anderen. (Dat kinderen erg op zichzelf zijn en het niet uitmaakt hoe het met een ander gaat.)
  • Er wordt zo weinig mogelijk oogcontact gemaakt.
  • Dat er geen wederkerigheid aanwezig is. Denk hierbij aan: niet om de beurt praten, geen dialoog en alleen monoloog.
  • Je bent liever alleen.
  • Je vindt het moeilijk in te schatten wat anderen voelen en denken.

Zo zijn er meerdere verschillende kenmerken.

 

 De oorzaak vindt alleen plaats bij communicatie tussen gelijken. Dit is dus contact tussen dezelfde leeftijdsgroepen zoals kind tegen kind en volwassene tegen volwassene. Hier zijn ze niet op voorbereid en dit zorgt dus voor een ongemakkelijke situatie. Het beste om ze hiermee te kunnen begeleiden is dat je ze leert omgaan met het spreken tussen verschillende personen. Door hier meermaals op te oefenen kunnen ze er beter op inspelen.

 

Dus een handig speelmateriaal moet dus de communicatie tussen ongelijke stimuleren. Dit kan met name mondeling. Ook zou dit een perfecte taak zijn voor de onderwijsassistente, omdat de leraar dan gewoon zijn/haar gang kan gaan met de rest van de klas en onderwijsassistente het gesprek aan kan gaan met de leerling. De onderwijsassistent kan een veilig gesprek creëren waardoor het voor de leerling makkelijker wordt.

 

Psychologen zijn hier het meest bekend mee. Zij zijn vaak degene die het probleem kunnen achterhalen en een oplossing bedenken. Ze zijn tevens gespecialiseerd in het contact met mensen en ook vaak de uitlaatklep.


Martine F. Delfos

In Kinderen en gedragsproblemen presenteert Martine Delfos een biopsychologisch model van gedrag. Gedragsstoornissen als angst, agressie, depressie en ADHD worden uitvoerig door haar belicht. Op inzichtelijke wijze gaat zij in op de vraag of gedrag vanuit aanleg wordt gestuurd, door rijping van het centrale zenuwstelsel wordt bepaald of door omgevingsfactoren. Hoewel deze drie factoren altijd een rol spelen in het totstandkomen van gedrag, is het maken van een onderscheid van wezenlijk belang voor de hulpverlening. Problematiek die in aanleg of door rijping gestuurd wordt, vereist een geheel andere hulpverleningsstrategie dan gedrag dat vooral door omgevingsfactoren in stand wordt gehouden.